De Vlaamse landbouw: quo vadis?

Patrick Demarest

18/12/2024
Actua

De impact van de landbouw en in het bijzonder de intensieve veeteelt wordt bij tal van hedendaagse uitdagingen in de maatschappij gebruikt en/of misbruikt: de ene keer als oorzaak, als boosdoener; de andere keer als slachtoffer, als oplossing. Maar tegen 2050 ongeveer 10 miljard mensen voeden, zonder het klimaat en de omgeving extra te belasten, is de ambitie. 4 principes zullen de hoekstenen van deze ambitie vormen: duurzaam intensifiëren, voedselverlies en -verspilling voorkomen, het matigen van de consumptie van dierlijke eiwitten en de afbouw van de teelt van bio-brandstoffen. De toekomst van de Vlaamse landbouw(ers) verdient een holistische kijk in de maatschappelijke discussie. De Vlaamse landbouw als onderdeel van het mondiale voedselsysteem.


Vanuit VIVES kregen we de volgende beschouwingen over onze landbouw...

Traditioneel wordt de duurzaamheid van een voedselproductiesysteem beoordeeld op 3 aspecten: het economische, het ecologische en het sociale aspect. Geen enkel voedselproductiesysteem scoort maximaal op alle duurzaamheidsparameters. Maar hoe intensiever de landbouw is, hoe duurzamer deze kan zijn.

Economisch gezien bestaan er binnen de Vlaamse landbouw grofweg 2 types boeren. Het eerste type produceert voor de agro-industrie, de voedingsnijverheid. Deze boer is een prijs-nemer. De export van agrarische producten waren in 2022 goed voor 11,2 % van de totale export. Wellicht uit onwetendheid is de gemiddelde Belg (nog) niet trots op het feit dat het (kleine) België wereldwijd (!) de grootste exporteur is van diepvriesaardappelproducten en diepvriesgroenten. De voedselverwerkende nijverheid biedt tewerkstelling aan meer dan 100.000 mensen. Het tweede type boer is de niche-producent. De boer die bvb onderneemt binnen de korte keten. Dit type van voedselproductie botst tevens op zijn limieten. Willen we bvb de bevolking van stad Antwerpen enkel voeden met lokaal geteelde producten dan is er geen productieruimte genoeg binnen een straal van 50 km rondom Antwerpen. Tot op zekere hoogte is dit type boer een prijs-zetter. Stellen dat dit de toekomst is voor alle landbouwers is manifest onjuist: in deze situatie worden ze immers terug prijs-nemer door de concurrentie met de boer-buurman.

Wanneer duurzaamheid verengd wordt naar het ecologische aspect ontstaat, onterecht, al vlug de breuklijn landbouw-natuur. Hoe intensiever men echter kweekt of teelt, hoe efficiënter het systeem omgaat met land- en watergebruik. De voorbeelden zijn legio: Kippen met uitloop hebben 25% meer voer nodig dan de gangbare kippen, ze stoten meer stikstof uit, ….Als keerzijde van de medaille van een productieve intensieve veeteeltregio worden deels terecht o.a. de stikstofemissies en/of de nitraten in het oppervlaktewater aangehaald. Er gaat in de maatschappelijke discussie en de wetgeving veel aandacht naar de hoeveelheid stikstof die de landbouw, de industrie en het verkeer uitstoten in de atmosfeer. De invloed van de huishoudens via de riolering wordt echter niet mee in rekening gebracht (mensen zijn immers ook éénmagigen n.v.d.r.).

De invloed van de mens in bvb natuurrecreatie werd door Prof. De Frenne (UGent) wetenschappelijk onderzocht. De stikstof uit hondendrollen zijn in de 4 belangrijkste Gentse natuurgebieden verantwoordelijk voor de helft van de stikstofdepositie (de neerslag van stikstof) in deze natuurgebieden! Het is genoegzaam bekend: Arcelor Mittal in Gent stoot meer CO2 uit dan de totale landbouwsector in Vlaanderen. De politiek geeft het staatsbedrijf, terecht, de kans om te werken aan CO2-reductie zonder direct de omvang van de productie ter discussie te stellen. Waarom zou de veehouderij die kans niet mogen krijgen?

Bij de ecologische benadering over de duurzaamheid van een voedselsysteem dient een belangrijke kanttekening te worden gemaakt. Maatregelen, initiatieven die genomen worden m.b.t. het verhogen van dierenwelzijn (bvb een lagere bezettingsgraad, een tragere groei, voorzien van uitloop) zijn lovenswaardig maar impliceren ontegensprekelijk negatieve ecologische gevolgen (de stikstof-uitstoot stijgt bvb dan met een factor 3,5).

Heel wat supermarkten engageerden zich om tegen 2026 pluimveevlees te verkopen dat voldoet aan het BCC-label, Het Better Chicken Commitment. Zonder bijsturing betekent dit dat het pluimveevlees in de supermarkt in 2026 verantwoordelijk zal zijn voor 24,4% meer broeikasgasemissies per kg vlees dan nu en een productiekoststijging van 37,5%. Waar onderwerpen zoals: dierenwelzijn, eerlijke handel, milieu, … belangrijk zijn voor de burger (en dus voor de kiesintenties in de politiek) is het gedrag van de consument echter prijs gedreven. Hebben de supermarkt-marketeers hun handtekening te vlug geplaatst?

De EU importeert nu jaarlijks 900.000 ton pluimveevlees waarvan 25% afkomstig uit Brazilië en Thailand. Men mag 2 maal gissen of ‘dierenwelzijn’ of ‘ammoniakemissies’ een issue is in de 2 laatstgenoemde landen. Mensen die pleiten voor een afbouw van de veestapel om redenen van ecologie en/of dierenwelzijn maken bij een holistische benadering en een gelijk consumentenpatroon dus een kapitale denkfout. Binnen de EU wordt het proces van voedselproductie (van riek tot vork) strikt gereglementeerd. De EU hanteert in deze een procesbenadering. De rest van de wereld hanteert echter een productbenadering. Hierbij wordt enkel nagegaan of het eindproduct voldoet aan voedselveiligheidsnormen. Europese voedselproducenten concurreren bijgevolg met goedkopere producenten uit de niet-EU. Een ongelijke strijd waarbij zowel sociaal, ecologisch en economisch Europa het onderspit delft. Het nakende MERCOSUR akkoord illustreert nogmaals dat landbouw en voedselproductie als pasmunt gebruikt wordt in internationale handelsverdragen. Niet voor niets wordt het smalend het ‘Cows for cars – agreement’ genoemd. De denkpiste om hier de veestapel drastisch af te bouwen en zodoende onze voedselproductie uit te besteden aan landen met lagere proces-standaarden heeft naast de negatieve gevolgen voor duurzaamheid eveneens geo-politieke gevolgen.

Is het strategisch een slimme zet om in de huidige context onze voedselproductie te outsourcen?