Bijdrage van Anna Crevits naar aanleiding van Gedichtendag en de poëzieweek.
Luister Ali,
wij zijn de veertig rovers niet die zomaar komen klagen.
We vloeken op de prikkeldraden. Roepen aan de poort
want god is dood en waar het kleine meisje ligt begraven.
We voelen ons verslagen, steken onze handen al van ver omhoog.
Hier zijn ze van een baan van betekenis verstoken.
De mens kan veel verdragen maar niet
dat het zijn zonen ginds moest achterlaten.
Daar zei men ons: reis en het zal waarlijk overvloedig zijn.
De frêle schouders konden koude voeten blijven dragen
voor eindeloze valse vluchten. We zuchtten.
En hopen op een stad, een school, een soort van broeder.
Maar snij eerst nog ons hart eruit, lik een oeverloze wonde.
En breng het warm in huis. Wacht dan op het nieuwjaarswonder.
Het kind kan veel verdragen maar niet
het missen van zijn oude vader en van zijn moeder, thuis.
Anna Crevits