TORHOUT
Joris Denoo (stadsdichter)
Vroeger reed je eromheen: je liet Torhout rechts liggen als je van het zuiden van de provincie naar de kust trok. Bij de terugtocht liet je Torhout links liggen. Althans: de grootste stukken ervan. De Vredelaan beschermde jarenlang tegen invasies. Heden ten dage moet je Torhout ‘aandoen’, wil je het hart van het Houtland treffen.
Ikzelf (sedert het fusiejaar 1977 Heulenaar/Kortrijkzaan geworden, maar wel bijna vier decennia lang aan het werk als docent Taal & Literatuur in de Lerarenopleiding in de Sparrenstede – pendelaar dus) vond als brave belhamel van pakweg tafelhoogte Torhout een geheimzinnig stadje: zijn groot kasteel op de buiten, zijn ellenlange bozewolfachtige weg ernaartoe onder een dak van reusachtige kastanjebomen, zijn gegil van stoomfluiten van locomotieven die richting Noord- en Zuidpool denderden, zijn smalle straatjes, zijn spookhuizen, zijn hoedenwinkels die deukhoeden voor de maffia leverden, zijn twéé sinterklazen in mijn doodlopende straat, en vooral zijn wind en regen uit de jaren vijftig-zestig. Het leverde een aantal Torhoutse verhalen op die ik bundelde in ‘Rouwkop’, digitaal op http://romaneskeboeken.jouwweb.nl
Ik had er de Club van de Zwarte Hand met twee kornuiten (Jef, Geert) die helaas al heel jong naar een betere wereld vertrokken. We begroeven onze statuten op een snipper papier achter een reclamepaneel in de Maria van Bourgondiëlaan. Het spookachtige pikante Torhout deed mijn verbeelding op hol slaan en leverde ook stof voor mijn jongensboekenfantasie. Ik las er drie bibliotheken uit (bij de blauwen in de Lichterveldestraat, bij de nonnen in de Beerstraat, bij de sossen in de Langepijpestraat). Arendsoog! Biggles! Pim Pandoer! Jongens in gevaar! De Ivdo-expeditie! Rein wordt zeepkistcoureur! Later Hugo Claus en Henry Miller. Ongekaft. Zonder van dat bruin schijtpapier of blauw schoolpapier omheen. Ik begon dan zelf maar te schrijven, want ik wou dat ook kunnen. Zielenzalf! Ik knipte zelfs blanco schutbladen uit echte boeken om zelf mijn letteren neer te krabbelen. Op ‘echt’ boekpapier.
Niet zelden vormt nu Torhout de biotoop voor mijn verhalen: de straten, de pleintjes, de winkels, de mensen. In de Lana bijvoorbeeld, het warenhuis van voorheen in de Oostendestraat, speelt zich zo’n vreselijk verhaal af. Of in De Kaasbolle in de Rijselstraat, waar ik mijn broer met zijn poep in een emmer haring duwde. Of bij schoenengroothandel Vanneste in de Lichterveldestraat, waar een vervaarlijke blafmachine aan een ketting de wacht hield. Het boebeest was verslingerd aan kindervlees.
Bovendien brengt de beste mosterd ter wereld (waar ik ook al proza aan wijdde) mijn letteren natuurlijk telkens weer op smaak – vaak scherp op smaak. Terwijl de 21ste eeuw echt meerderjarig wordt, doe ik Torhout nog altijd graag aan, hetzij voor paarden, muziek, lopers of de woensdagmarkt. Jammer genoeg behoort een whisky ter hoogte van De Warande bij mijn ouders niet meer tot de mogelijkheden. Wel een glas in een van de kaffaten waar ik soms nog eens een vriend uit de middeleeuwen van mijn leven terugzie. Niet zelden doemen dan oude spoken en geesten weer op: spannend, gezellig, geheimzinnig.
Soms hoop ik dat de tijd stil blijft staan. Te Torhout bijvoorbeeld. Ook daar heb ik een verhaal over. Maar we moeten vooruit. Ik weet wel zeker waar ik mijn mosterd blijven halen moet. Mijn thuis is waar mijn mosterd staat. Leve Torhout, een thuishaven in het Houtland.